Klaas de Vries en Jan van de Putte (22 en 29 maart)

Deze concerten zijn geannuleerd ivm de maatregelen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen.

 

Twee componisten: Klaas de Vries en Jan van de Putte

Componisten Klaas de Vries en Jan van de Putte worden vaak in een adem genoemd. Ze waren ooit leraar en leerling en er is verwantschap in hun muziek. Ze zijn bovendien nog altijd nauw betrokken bij elkaars werk. Het Orgelpark wijdt in maart componistenportretten aan de twee: op zondag 22 maart staat Klaas de Vries centraal, een week later, op zondag 29 maart, Jan van de Putte. De concerten beginnen beide om 14.15 uur. Op deze bladzijde een dubbelinterview en een vooruitblik op de twee concerten.

 

Klaas de Vries ontdekte het orgel relatief laat: “Ik heb ermee kennisgemaakt toen Johan Luijmes me vroeg een stuk te schrijven voor de ingebruikneming van het Verschueren-orgel in het Orgelpark, in 2009. Dat werd Boustrophedon. Ik schreef nooit voor orgels, het was een onbekende wereld voor me. Ik heb mijn kennis verdiept dankzij Piet Kee, toen ik in Haarlem kwam wonen. Hij vroeg of ik in de jury wilde gaan zitten voor het Internationaal Orgel Improvisatieconcours in de stad. Zo onstond Aeolus, geschreven voor het juryconcert. In overleg met de organist moesten we een coupure aanbrengen: bij een centrale passage viel hij van de bank tijdens het spelen. Er zaten snelle wisselingen in, en elk akkoord had een eigen registratie."

 

"Het orgel is een prachtig monster"

De Vries: "Het orgel is een fantastisch instrument, een prachtig monster, waar ik helemaal door gegrepen werd. Elk instrument heeft een eigen karakter. Zelfs tussen orgels van dezelfde bouwer kunnen grote verschillen zitten. En het heeft een eindeloze klankenrijkdom. Dat benut ik ten volle in Boustrophedon door met vier orgels een geweldige stapeling van lagen te construeren. Was jij bekend met orgels en organisten?”

Jan van de Putte: “Ik ben dol op orgels. Mijn opa speelde elke zondag orgel. Ik zat tussen de pijpen. Dat was een geweldige ervaring. Het probleem is dat je het niet uit de kerk kunt meenemen.”

De Vries: “En elke ruimte is anders. Ik heb drie grote stukken voor orgel geschreven. Het tweede is Honderd nachten, honderd jaren. Dat heeft me geleerd hoe verschillend orgels zijn en wat voor problemen dat kan opleveren. Het instrument in de Onze Lieve Vrouwekerk in Maastricht bleek een toon lager gestemd te zijn. Die partij moest helemaal getransponeerd worden. De uitvoering in de Kloosterkerk in Den Haag, een lange kerk met een zijbeuk, was perfect.”

 

 

Klaas de Vries

 

Het muzikale en het theatrale

De Vries herkent het gevoel voor het theatrale in het werk van Van de Putte: “Theatrale lading zit al heel lang in jouw werk. Ik herinner me de pauksolo Om mij mijzelf met mij aan mezelf en mezelf en mijn eigen voor Gábor Tarján. Een uur lang was er veel te zien, maar bijna niets te horen. Dat was een openbaring! Dat zie je ook bij het stuk dat je voor Razende stilte van Stolz schreef. Aanvankelijk hoor je helemaal niets, in een laag tempo dat langzaam omhoog gaat. Dat begrijp je pas met terugwerkende kracht als ze beginnen te spelen.”

Van de Putte: “Ik vind het fascinerend om ‘normale’, bijna alledaagse gebaren geluidloos in een veranderend tempo en ritme in te bedden, alsof de spelers van boven af door onzichtbare draadjes bediend worden. Omdat het tempo voor iedereen gelijk is, kan het publiek dat als een tijdraster ervaren. Ik speel met het contrast tussen de droom (het muziekstuk) en de alledaagse realiteit: op het moment dat een speler midden in een compositie zijn bladzijde omslaat, ben je even uit die droom. Je bent je ervan bewust dat je met anderen in een zaal zit te kijken en te luisteren naar mensen die allerlei handelingen verrichten. Twee verschillende werelden. Dat heb ik in 1993 voor het eerst gedaan in die pauksolo. Van de zeventig minuten waren er maar twintig echt stil, maar ik kan me voorstellen dat het in je herinnering langer duurde. De speler moest regelmatig met zijn oor luisterend vlak boven het vel hangen, zoals paukenisten doen wanneer ze de toon controleren. Op een gegeven moment gaat hij in deze positie nog iets verder naar beneden en legt hij zijn wang op het vel. Fysiek is dat een minimale beweging, een verandering die je normaal gesproken nauwelijks zou opmerken. Maar in de context van een muziekstuk is de eerste keer dat het gebeurt een enorme stap. Er wordt een fundamentele grens overschreden omdat je ineens buiten het normale spelen staat. Bij herhaling van dit gebaar wordt het muzikaal en theatraal tot een motief, een betekenisdrager, zoals het herhalen van een misslag in een improvisatie een nieuw muzikaal element kan worden in het vocabulaire van dat stuk. Anonieme, niet bewust waargenomen aspecten worden ontrukt aan hun onopgemerkt bestaan en krijgen ineens betekenis. Het is interessant om daarmee te spelen. Je kunt bewegingen inderdaad componeren, bijvoorbeeld het omslaan van een bladzijde in verschillende tijdsduren, waardoor verschillende expressies ontstaan op bijna dezelfde manier als bij ritmische, temporele variatie van een melodie. Ik vind het mooi om op die manier te spelen met beleving van tijd en met verwachtingspatronen.”

 

 

Jan van de Putte

 

Docent en student

De Vries: “Je bent bij me gekomen als student, maar eigenlijk was er al vanaf het begin sprake van wederzijdse beïnvloeding. Ik heb eigenlijk niet het gevoel dat ik je echt lesgegeven heb. Ik heb net zo goed les van jou gehad. Uit je studietijd herinner ik me een discussie waarin ik pleitte voor noten, iets dat nu helemaal geïntegreerd is in je componeren. Je was in die tijd vooral conceptueel bezig. Ik ken geen componist die een idee zo ver uit weet te putten, met één ding bezig kan blijven, zoals in Estou tonto, een van de liederen uit je Pessoa-cyclus.”

Van de Putte: “Ik hoor veel verschillende aspecten in jouw muziek, romantiek in de geraffineerde harmonieën. De romantiek van de Zuid-Amerikaanse cultuur, die sterk afwijkt van de Midden-Europese. Je hebt geen eenduidig idioom. Er zitten veel verschillende facetten in je muziek.”

De Vries: “Ik ben een eclecticus.”

Van de Putte: “Maar wel heel eigen.”

 

22 maart: Klaas de Vries

Klaas de Vries: “Het wordt een concert in drie delen met tussenliggende pauzes. Het laatste deel sluit af met Boustrophedon, letterlijk een ‘rundgedicht’, voor vier orgels. Het is een tweehoofdig werk, een palindroom met symmetrische strofen. Ellen Corver speelt drie stukken voor piano, Harmonieën, Registers en Syncope. Elk is gekoppeld aan een bepaalde techniek. Het eerste loopt in het middenregister van de piano door allerlei akkoorden. Het tweede speelt zich af in de hoogste en laagste registers. Het laatste is heel swingend en snel. Ik besloot om bij die technische titels te blijven.

Op het programma staat ook Terug… opnieuw beginnen voor piano en viool, een van de meest opvallende stukken van Spiegelpaleis. De titel zegt al wat erin gebeurt. Het begint steeds opnieuw, wordt steeds heftiger en eindigt in een lange coda, waarin de bewegingsvrijheid van de viool beperkt blijft tot het minutenlang steeds opnieuw aanstrijken van de losse G-snaar, de laagste snaar van het instrument. Door de voortdurend verschuivende harmonieën in de piano lijkt de G toch een melodie te worden, wat dan ook daadwerkelijk gebeurt in een korte ontsnapping aan het strenge regime, waarna de G ostentatief terugkeert.

Verder zullen orgelbewerkingen klinken van vier tango’s die ik in de jaren zeventig schreef voor piano en mezzo sopraan – én werken die collega’s en oud-leerlingen speciaal voor deze gelegenheid geschreven hebben!”

 

29 maart: Jan van de Putte

In het componistenportret van Jan van de Putte wordt een nieuwe versie van Terra voor orgel en twee slagwerkers uitgevoerd; de première en de cd-presentatie van het solowerk Vorsicht, Katharina dat hij schreef voor celliste Katharina Gross; de première van Sans pause voor violist Joe Puglia; en Keine bewegung, uitgevoerd door ensemble De Ereprijs met Gross als solist.

In de stukken met cello spelen theatrale elementen een rol. Van de Putte noteert die nauwgezet, zoals de manier en het tempo waarop musici binnenkomen en bepaalde bewegingen uitvoeren. “Het solostuk voor Katharina en het werk voor De Ereprijs zijn verwant in de bewegingen die de musici uitvoeren. Het openen en sluiten van mond en ogen, armen heffen en laten zakken, lopen, kijken, stem gebruiken. Sans pause, een solo voor viool, die uit één lange melodie bestaat, bijna volledig gespeeld in dubbel-, tripel-, of quadrupel-grepen, heeft geen enkel theatraal element. Anderzijds, het volledig ontbreken van rusten in deze compositie van een half uur zou een theatrale werking kunnen hebben. Deze melodie komt niet boven de E uit, maar als dat eindelijk gebeurt dan gaat hij ook helemaal omhoog, om daarna weer volledig af te dalen. Op dat moment had het stuk kunnen eindigen. Maar het was een uitdaging om nogmaals deze hele boog te maken zonder dat de spanning uit het stuk verdwijnt. Terra is een soort ritueel.”

 

Auteur: René van Peer

Word
Gast
vriend!

Word GastVriend van het Orgelpark

Word GastVriend voor slechts 80 euro per seizoen en bezoek alle 80 Orgelparkconcerten!

Lees meer

Het Orgelpark is voortgekomen uit de idealen van de stichting Utopa.

Stichting Utopa biedt met haar eigen initiatieven ruimte aan mensen om hun creatieve talenten te ontplooien en zich verder te ontwikkelen.

Bezoek de website